STIJLPERIODES
Art Nouveau / Jugendstil
1880 -1914
De Art Nouveau ontstond rond 1887 in Europa als opvolger van de Arts en Crafts beweging in Engeland. Het was een reactie op de industrialisatie en wilde ambachtelijk handwerk weer gebruiken in de toegepaste kunst. In Engeland was de bekendste kunstenaar van de Art Nouveau Charles Rennie Mackintosh. In Frans sprekende landen heet deze stijlperiode Art Nouveau. In Duits sprekende landen Jugendstil. De Duitse naamgeving is te danken aan het toonaangevende kunstenaars tijdschrift ‘Jugend’ dat in Duitsland werd uitgegeven.
De art nouveau of Jugendstil kenmerkt zich door gestileerde motieven uit flora en fauna, asymmetrie en dromerige vrouwenfiguren met lange haren. Aanvankelijk werd de stijl ook geïnspireerd door de Japanse kunst. Deze nieuwe kunstvorm zag je vooral in de vele affiches, beeldhouwkunst, glaskunst, keramiek, meubelen en natuurlijk in de architectuur.
In Frankrijk werden de metro ingangen versierd door smeedwerk van Guimard, in Nancy bevond zich het centrum van de glaskunst van Gallé, Daum en meubelen van Majorelle. In België waren Horta en van de Velde de belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming.
In Duitsland ontstond de bekende kunstenaarskolonie in Darmstadt, Mathilden Höhe, met o.a. de kunstenaars Behrens en Olbrich, De Duitse Jugendstil is iets strenger, minder uitbundig dan de Franse Art Nouveau.
In Wenen werd de Secessiongruppe (1897) opgericht door o.a. Gustav Klimt, Jozef Hoffman, Joseph Olbrich, Otto Wagner, Koloman Moser e.a. Uit deze groep ontstond de Wiener Werkstätte.
Sieraden, Keramiek, meubelen, glaswerk en textiel werd met minimale decoratie en in geometrische vormgeving vervaardigd. 29 jaar hield ze stand tot aan de grote crisis in 1932.
Nieuwe Kunst periode Nederland
1819 -1914
Terwijl rond 1890 de Art Nouveau en Jugendstil met haar uitbundige asymmetrische composities in volle glorie West Europa ‘versierde’ vond men in Nederland dat het allemaal niet zo gracieus of emotioneel behoefde te zijn.
Architect Berlage kwam rond 1893 met een ‘complete’ nieuwe bouwstijl die minder ornamentiek toeliet dan de Jugendstil. Misschien wel wat sober of zelfs streng genoemd zorgde Berlage er in ieder geval voor dat de decoraties / beeldhouwwerken van diverse kunstenaars (zoals bijv. Mendes da costa en Lambertus Zijl) een waren met de gebouwen.
Zijn samenwerking met Jac van den Bosch (en zilversmid Willem Hoeker), door in 1900 het Amsterdamse woninginrichting atelier ‘t Binnenhuis op te richten gaf hem de gelegenheid, samen met kunstenaars (zoals bijv C.J. van der Hoef en Jan Eisenloeffel) kwalitatief hoogwaardige gebruiksvoorwerpen te etaleren.
Meubelen van van den Bosch en Berlage, messingwerk en sieraden van Eisenloeffel en Hoeker maar ook serviesgoed, tafellinnen, verlichting en siergoed zoals sculpturen vormden het gezicht aan de Raadhuisstraat (vanaf 1904).
De constructieve en rationale vormgeving van de Nieuwe Kunst kreeg hierdoor een ingang naar het publiek. Doch de enigszins ideologische beweging werd uiteindelijk te duur voor de gemiddelde portemonnee.
Amsterdamse school
1910 -1927
De Amsterdamse School wordt weleens een sub beweging van de Art Deco beweging genoemd. Toch, deze met name in de bouwcultuur ontstane stroming was al rond 1910 populair aan het worden en hield met respect stand tot halverwege de Art Deco periode. Irrationele vormgeving en zelfs theatrale romantiek zorgden voor een stroming die de vaak zware of te sobere nieuwe kunst van architecten Cuipers en Berlage lieten ‘verbleken’.
De Amsterdamse School kenmerkte zich ook door verschillende expressieve vormen te combineren, bijvoorbeeld door zowel figuratief als abstract te werken of bijvoorbeeld symmetrisch te werken in eerste instantie en daarna juist asymmetrie toe te passen in de details. Toepassingen van deze beweging zijn naast de gebouwen veelal te vinden in meubelen, lampen, textiel, sieraden, sculpturen en grafiek.
De zogenoemde vormentaal van de Amsterdamse school uitte zich door de plastische en zelfs parabolische gevels, golvend, ingetogen rustiek en dan weer uitspringend, gesierd door smeedwerk en beeldhouwwerk. Hierbij schroomde de architecten ook niet om in de interieurs deze uitingen door te voeren.
Om de Amsterdamse School te stimuleren haar uitingen in de architectuur, toegepaste en beeldende kunst esthetisch te versterken werd in 1918 door Henri Wiessing (uitgeverij de Hooge Brug) het maandblad Wendingen geïntroduceerd. Wendingen bracht tot 1933 116 afleveringen uit, Op een paar exemplaren na werd ieder nummer voorzien van een omslag, ontworpen door afzonderlijke ontwerpers.
Bekende architecten uit deze periode zijn: Jo van der Mey (Scheepvaarthuis), Michel de Klerk en Piet Kramer.
Art Deco
1925 – 1939
De stijlbeweging Art Deco liet zich vooral zien in de decoratieve / toegepaste kunst en architectuur.
Geïnspireerd door de kledingindustrie en met name de luxe of high-fashion die zowel geometrische dessins als zig-zag motieven en gestileerde bloemmotieven verwerkte in kleding.
De naam Art Deco werd echter pas vanaf 1925 gebruikt. In dat jaar werd in Parijs de “Exposition Internationale des Arts Decoratifs et Industriels Modernes” gehouden.
In Nederland vinden we de toepassingen van deze abstractie en strakke vormgeving vooral terug in meubelen (Haagse School), verlichting, sieraden, keramiek, glaswerk en in de grafische hoek (affiches en reclame).
De Haagse school
1925 – 1939
De Haagse School behoort tot een van de woonstijlen tijdens het interbellum in Nederland.
Het begon met H.P. Berlage, die zich in 1914 in Den Haag vestigde. Hij werd na een reis naar de VS sterk beïnvloed door Frank Lloyd Wright. Ook de jongere ontwerpers Wils en Wouda waren grote bewonderaars van Wright. Zowel in de vormgeving van de architectuur, als in die van het interieur en de meubelen ontstaat een stijl, die zich kenmerkt door horizontale en verticale lijnen.
In Den Haag vestigden zich destijds een welgestelde middenklasse, die ging wonen in de groene randgemeenten. Ze vroegen om moderne huizen met bijpassende interieurs. De firma Pander speelde hier een grote rol in. Zo ontstaat dan een typisch Haagse stijl, enigszins streng, maar in een moderne vormgeving naast de expressionistische stijl van de Amsterdamse School.
Andere bekende namen uit de Haagse School zijn Alons, Spanjaard en Brunott.
De Stijl
1917 – 1931
Deze kunststroming heeft haar naam te danken aan het maandblad De Stijl, dat door van Doesburg werd opgericht en geleid en in 1917 voor het eerst het licht zag.
De kunstenaars, die hier nog meer aan meewerkten waren o.a. Mondriaan, van der Leck, Huszar en Oud. Later ook nog Rietveld. Zij streefden naar een geheel nieuwe stijl, passend bij de in technisch, sociaal en wetenschappelijk opzicht veranderende wereld.
Toepassing van primaire kleuren en volgens het orthogonale principe, d.w.z. uitsluitend horizontale en verticale lijnen en vlakken. Abstracte en asymmetrische vormgeving in de ontwerpen voor zowel architectuur als kunst.
Er heerste binnen de groep kunstenaars van De Stijl voortdurend verschillen van opvatting en onenigheden. Het gevolg daarvan was dat er veel wisselingen in de samenstelling van de groep was. De Stijl heeft tijdens haar bestaan dan ook maar tweemaal een tentoonstelling georganiseerd. Desondanks heeft deze beweging een grote invloed gehad op de Europese avant-garde.
Na de dood van Van Doesburg in 1931 hield het tijdschrift en de beweging op te bestaan.
Voorbeelden uit de architectuur van de Stijl zijn het Rietveldhuis in Utrecht en het gebouw de Unie in Rotterdam.
Bauhaus
1919 – 1933
Het Bauhaus werd in 1919 opgericht door Gropius in Weimar. Het was een opleiding voor ambachtslieden, kunstenaars en architecten.
Gropius’ studenten ontwierpen er efficiënte, elegante meubelstukken en gebruiksvoorwerpen. Strak van lijn, eenvoudig van vorm, zeer functioneel en veelal in primaire kleuren. Opklapbare meubels, functionele gebruiksvoorwerpen, zoals rechthoekige voorraadpotten van persglas, die efficiënter in de kast waren op te bergen.
In 1925 verhuisde het Bauhaus naar Dessau, daarna nog een keer naar Berlijn. De filosofie van het Bauhaus was dat een betere architectuur en woonomgeving mensen beter laat worden, en uiteindelijk mede leiden tot een veranderde, betere wereld. Zodra mensen in lichte, zonnige ruimtes kunnen wonen, zouden ze als vanzelf anders gaan leven, meer solidair en gelukkig.
Bekende Bauhaus kunstenaars, die tevens de docenten op de opleiding waren, zijn o.a. Gropius, Mondriaan, van Doesburg, Kandinsky, Klee en Malevich.